Waarom geheugen zo duur is geworden
Geheugen is de afgelopen tijd flink in prijs gestegen, en dat merk je direct bij het samenstellen of upgraden van een PC. De grootste aanjager is de enorme vraag vanuit AI-toepassingen en datacenters: grote techbedrijven kopen massaal RAM en SSD’s op. Daardoor blijft er minder over voor de consumentenmarkt en schieten de prijzen omhoog. Daarbovenop komen nog de hogere productiekosten, de overgang naar nieuwe geheugengeneraties en een markt die bezig is met een stevige prijs-correctie. Kortom: niet leuk voor je portemonnee, wél logisch als je naar de complete keten kijkt.
1. De AI-hausse trekt de markt leeg
AI en machine learning draaien niet op lucht, maar op gigantische hoeveelheden geheugen. Bedrijven investeren zwaar in servers en GPU-clusters die continu modellen trainen en draaien. Daarvoor zijn enorme hoeveelheden server-grade RAM en snelle SSD’s nodig. Die vraag explodeert, en dat voel jij als consument.
Grote spelers kopen niet “een setje van 16GB”, maar complete racks vol modules en enterprise-SSD’s. Geheugenfabrikanten schuiven hun productie daarom richting de datacenter- en AI-markt, waar de marges hoger zijn. Dezelfde type chips die jij in je gaming-pc of werkstation wilt, eindigen dus steeds vaker in een serverfarm. Gevolg: minder beschikbaar aanbod voor de retailmarkt en hogere prijzen per module.
2. Productiecapaciteit die achter de vraag aan hobbelt
Moderne geheugenproductie – zowel RAM als NAND-opslag – is extreem kapitaalintensief. Fabrieken (fabs) kosten miljarden en draaien 24/7. Het opschalen of afschalen van productie gaat niet “even met een schuifje”. Zodra de markt een piek in vraag ziet, bijvoorbeeld door een combinatie van nieuwe laptops, consoles, servertijd voor AI én algemene vervangingsvraag, ontstaat er een mismatch: de vraag groeit sneller dan de productie kan volgen.
Minder aanbod + hogere vraag = hogere prijzen. Dat is pure economie, met een flinke dosis silicium en risicomanagement erdoorheen gemixt.
3. Overgang naar nieuwe generaties (DDR5, PCIe 5.0 SSD’s)
Tegelijk zitten we midden in een generatiesprong. DDR5-geheugen biedt hogere bandbreedte, betere stabiliteit en maakt gebruik van complexere chips en power management. In de beginfase van zo’n nieuwe standaard zijn de productiekosten hoger en zijn de yields (het aantal bruikbare chips per wafer) lager. Dat vertaalt zich direct naar hogere prijzen per module.
Voor opslag geldt hetzelfde: PCIe 4.0 en 5.0 SSD’s hebben snellere controllers, meer lagen NAND-geheugen en strengere eisen aan koeling en betrouwbaarheid. Die technische sprong is fantastisch voor de prestaties, maar je betaalt in de praktijk mee aan de R&D-kosten en de inefficiëntie van de eerste productiegeneraties.
4. Marktcorrecties van eerdere dumpprijzen
Een paar jaar geleden zaten we in de omgekeerde situatie: er was te veel geheugen in de markt. Fabrikanten hadden zwaar geïnvesteerd in extra productiecapaciteit, en toen de vraag tijdelijk terugviel, kelderden de prijzen. Je kon toen voor relatief weinig geld grote upgrades doen.
Dat was lekker voor de consument, maar niet houdbaar voor de fabrikanten. Ze draaiden in sommige gevallen verlies per gigabyte. De huidige prijsstijging is dus ook een marktcorrectie: productie is teruggeschroefd, en de industrie stuurt bij om weer gezonde marges te halen. De AI-vraag versterkt dit effect alleen maar.
5. Grondstofprijzen en geopolitieke schommelingen
Chipproductie draait op extreem schone chemische processen, specialistische materialen en high-end machines. Schommelingen in grondstofprijzen, energie en transportkosten tikken direct door in de kostprijs per chip.
Daarbovenop komt geopolitieke spanning in regio’s die cruciaal zijn voor chipproductie, zoals Taiwan en Zuid-Korea. Logistieke vertragingen, exportrestricties of onzekerheid rond fab-locaties zorgen voor extra risico’s. Dat wordt doorberekend in de keten, en uiteindelijk betaal jij een stukje van dat risico mee bij het afrekenen van je RAM of SSD.
Conclusie: AI is de turbo, maar niet de enige factor
Dat geheugen nu zo duur is, komt niet door één simpele oorzaak. AI en datacenters zijn de zichtbare turbo op de vraag, maar daarbovenop stapelen zich hogere productiekosten, een generatiewissel (DDR5, snellere SSD’s), marktcorrecties van eerdere dumpprijzen en geopolitieke onzekerheid.
Het goede nieuws: de geheugenmarkt is cyclisch. Wat nu duur is, kan over één of twee jaar weer een stuk vriendelijker geprijsd zijn zodra productie, vraag en technologie elkaar opnieuw gevonden hebben. Tot die tijd is elke gigabyte een klein stukje high-tech goud – en loont het om je upgrade slim te timen en goed te vergelijken.